Briefje in de bus. De politie heeft vastgesteld dat het slot van mijn voordeur te ver uitsteekt en dat ik het best vervang door een nieuw slot. Zo gezegd, zo gedaan, dit klusje ken ik, niets moeilijks aan. Ik ga naar de slotenmaker een beetje verderop en vraag of hij me een cylinder kan verkopen die maximum zoveel cm lang is.
Er is een ijzerwarenbedrijf in mijn stad waar ik al jaren klant ben. Omdat het nogal ver is, ga ik toch soms online op zoek naar een product dat ik ook bij hen zou kunnen kopen. Nog niet halfweg dit online proces denk ik meestal “nee, ik ga langs bij bedrijf X, ze zullen me ook uitleggen hoe ik dit product moet gebruiken, en zo spaar ik de rijtijd weer uit".
Oma’s verjaardag gevierd op restaurant. Ze is pas heel zwaar ziek geweest en “herrezen”. Dat zal wel hebben bijgedragen aan de goede sfeer, maar toch. Het ene restaurant verzorgt de groepssfeer door zich op te stellen als “gemeenschappelijke vijand”, het andere door eenvoudige attenties, die toch opvallen:
De telecomoperator laat weten dat er “iets aan het internet moet gebeuren”.
De technicus komt binnen, kijkt me niet aan en begint onmiddellijk iets te zoeken in de hoek van de gang. Na een paar minuten vraag ik hem wat hij zoekt en laat hij weten de kabels in huis te volgen om te kijken waar ze naartoe lopen. Het komt niet in hem op dat ik dat misschien gewoon wéét. Ik verlos hem uit zijn lijden, maar de vreugde blijkt van korte duur.